Joseph Grohé (1902-1987) is de nieuwe sterke man in het bezettingsapparaat. Hij is een overtuigde Nazi, lid van de NSDAP sinds 1921. Zijn aanduiding als hoofd van het burgerlijk bestuur is een orgelpunt in zijn carrière. Uiteraard vindt deze benoeming plaats in een bijzondere context, iets meer dan een maand na de landing in Normandië. Tijdens de installatieplechtigheid verwijst Grohé naar de militaire evolutie van het conflict. Daarbij bevestigt hij zijn vertrouwen in de Duitse eindoverwinning, dankzij de nieuwe wapens die in voorbereiding zijn en het genie van de Führer: “Wij weten dat, wat er ook moge gebeuren, Adolf Hitler komaf zal weten te maken met één van de ernstigste crisissen van deze oorlog”. Op het zelfde ogenblik en in bezet België, gaat de weerstand steeds stoutmoediger te werk. De gewelddadige acties nemen toe en in zekere delen van het land staat men aan de rand van een burgeroorlog. In werkelijkheid zal Grohé de tijd niet hebben een nieuw beleid te implementeren, onafgezien van het feit dat 65 gijzelaars worden geëxecuteerd in minder dan 2 maanden tijd. Ter vergelijking: onder de militaire administratie waren er 240 executies in 4 jaar tijd. In september 1944 vlucht Grohé en neemt hij deel aan de verdediging van Aken. In 1946 wordt hij aangehouden door de Britten. Hij wordt uitgeleverd aan België maar verschijnt nooit voor het militair gerecht. België stuurt hem terug naar Duitsland waar een rechtbank hem veroordeelt tot vier en een half jaar hechtenis omwille van zijn belangrijke rol in de Nazipartij. Grohé bleef trouw aan zijn opvattingen tot aan zijn dood. Met de steun van de Federatie Wallonië-Brussel en in samenwerking met CEGE-SOMA.