Duitsland
Deel
Leo von Poblotzki (10 april 1921 - 14 juni 1944) werd geboren in Altengrabow, vlakbij Maagdenburg, in een familie die kritisch stond tegenover het nationaalsocialisme. Hij probeerde niet bij de Hitlerjeugd te gaan en sloot zich aan bij het Duitse Rode Kruis. In 1941 werd hij opgeroepen als hospik bij de Luftwaffe. Hij stierf tijdens het bombardement op Caen.
Leo von Poblotzki was het zesde kind van Anton Franz von Poblotzki en Rosalia Barbara Budnik. Zijn familie behoorde tot de Kasjoeven, een etnische groep. Nadat West-Polen in 1919 in drieën was gedeeld als gevolg van het Verdrag van Versailles, verhuisde zijn familie naar Wesel in het Rijnland. Daar ging Leo tot 1935 naar een katholieke basisschool en daarna in de leer als bakker. In éen van zijn laatste banen werkte hij voor de bakkerij R. ten Hompel in Wesel.
Via zijn lidmaatschap van het Duitse Rode Kruis en zijn opleiding tot paramedicus probeerde hij het lidmaatschap van de Hitlerjeugd te vermijden. Begin februari 1941 werd von Poblotzki opgeroepen voor militaire dienst als hospik in de Luftwaffe. Na een medische opleiding in Bonn werd hij toegewezen aan een luchtmachthospitaal in Amsterdam. Anderhalf jaar later werd hij bevorderd tot sergeant.
In de winter van 1943-1944 werd Von Poblotzki overgeplaatst naar de 16e Luftwaffe-Felddivisie in Normandië. Tijdens een geallieerd bombardement op Caen werd hij bedolven onder puin van een instortend gebouw. Zijn kameraden slaagden erin hem terug te vinden, maar hij was zwaar gewond en stierf kort daarna in het militair hospitaal op 14 juni 1944. Zijn familie kreeg geen informatie over zijn dood, noch over zijn begraafplaats op de gemeentelijke begraafplaats van Caen. Von Poblotzki werd als vermist in actie beschouwd en navraag door de familie tijdens de oorlog bleef zonder resultaat.
Het duurde tot 1956 voordat Leo von Poblotzki werd teruggevonden en geïdentificeerd door de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V. Zijn moeder ontving het nieuws van zijn herbegrafenis op de begraafplaats La Cambe in 1958. Hier rust hij in blok 26, graf 299.