België
Deel
"Dédée" - "kleine moeder" - was een van de bijnamen van Andree de Jongh. Degenen die haar uit het verzet kenden, noemden haar op hun beurt "Little Hurricane" als erkenning van het feit dat ze op weg naar een bepaald doel elk obstakel aankon. Ze stond aan het hoofd van een ondergrondse organisatie met de codenaam Comet Line (Frans: Le Réseau Comète), die tijdens de Tweede Wereldoorlog boven België neergeschoten geallieerde vliegeniers hielp terug te keren naar Groot-Brittannië.
Ze werd geboren in Schaarbeek (nu een deelgemeente van Brussel) onder Duitse bezetting tijdens WO I. Haar moeder, een Britse verpleegster, werd gefusilleerd omdat ze soldaten hielp ontsnappen van België naar het neutrale Nederland. Andree de Jongh werd, net als haar moeder, eerst verpleegster en tijdens de Tweede Wereldoorlog een heldin die geallieerde soldaten redde.
Andree de Jongh herinnerde zich dat ze niet achterover kon leunen nadat de Duitsers het land opnieuw hadden bezet. Ze besloot geallieerde soldaten, voornamelijk vliegeniers, te helpen terugkeren naar Groot-Brittannië. De route van België liep door Frankrijk, over de Pyreneeën naar Spanje. De eerste succesvolle smokkel deed Andree de Jongh in augustus 1941, toen ze een Schotse officier - James Cromar uit Aberdeen en twee Belgische officieren van Brussel naar het Spaanse Bilbao vervoerde.
Andree de Jongh organiseerde een heel netwerk van mensen die de geallieerde soldaten hielpen. In het begin was de Britse regering wantrouwig omdat ze de jonge Belgische vrouw ervan verdacht een Duitse agent te zijn, maar het snelle succes van haar netwerk zorgde ervoor dat het net al snel werd gefinancierd door de Britse inlichtingendienst. Dit was nodig, want één smokkeloperatie kostte de organisatie meer dan $2.000 (tegen de huidige waarde van die valuta).
De Comet Line was het grootste netwerk van dit soort in West-Europa. In drie jaar tijd werden meer dan 770 mensen gesmokkeld via verschillende transportroutes. De meest gebruikte route, uitgestippeld door Andree de Jongh, leidde van de Belgische hoofdstad of Lille in Frankrijk naar Parijs, dan via Tours, Bordeaux, Bayonne en de Pyreneeën naar San Sebastian. Verdere routes liepen naar Madrid en Gibraltar en meer dan 400 mensen werden via deze route gesmokkeld. Na verloop van tijd leidde de Duitse inlichtingendienst, met de hulp van een netwerk van collaborateurs, echter tot talrijke arrestaties binnen het netwerk. Op 15 januari 1943, toen hij een smokkeloperatie uitvoerde aan de Frans-Spaanse grens, viel ook Andree de Jongh in handen van de Duitsers. Tijdens het onderzoek en de martelingen onthulde de Belgische vrouw wie ze was en wat ze deed voor de kost, maar de Gestapo ondervrager geloofde haar verhaal niet. Dit redde haar leven en de jonge vrouw werd naar het kamp Ravensbrück gestuurd.
Toen de Gestapo zich realiseerde wie ze in handen hadden, probeerden ze haar opnieuw te vinden, maar de Jongh was erg ziek en ondervoed in het kamp en ze verborg ook haar identiteit, zodat de Duitsers haar niet konden vinden in de menigte vrouwen die in het kamp gevangen zaten.
De Belgische vrouw overleefde de oorlog en werd bevrijd met de komst van het Rode Leger op 30 april 1945.