Fred was, als zevende in een gezin van acht kinderen, de zoon van Sloveense immigranten die zich vestigden in Minnesota’s Iron Range, een mijnbouwgebied. Tijdens de grote depressie scharrelde zijn vader de kost bij elkaar als kompel en als conciërge op een school in hun woonplaats Kinney. Fred kreeg de oproep voor militaire dienst toen hij net 18 was geworden. Zijn ouders maakten zich vreselijke zorgen. Drie van Freds oudere broers vochten al in Europa. Twee andere broers vochten tegen de Japanners. Freds broers was tot op heden niks overkomen en ze probeerden door middel van brieven vanuit alle uithoeken van de wereld contact te houden met hun familie. Fred was trots op zijn plaats in de 17e Luchtlandingsdivisie en verheugde zich op zijn eerste gevechtssprong. Maar toen het Ardennenoffensief begon, werd zijn eenheid overhaast naar het front ten westen van Bastogne gestuurd, niet per vliegtuig, maar in vrachtwagens. Begin 1945 vielen de paratroepen de vijand voor het eerst aan. Ze werden echter snel terug geslagen. Vroeg in de morgen van zondag 7 januari deden de Amerikanen een tweede aanval in dikke mist, zware sneeuwstormen en een snijdend koude wind. Fred kwam niet ver. Een kogel van een Duitse scherpschutter raakte hem in de borst. Hij was op slag dood. Een schoonzus stuurde het bericht van Freds dood naar zijn vijf broers, verspreid over de wereld. “Ik zal nooit meer dezelfde zijn,” antwoordde een terneergeslagen broer, tankcommandant op de Filipijnen. “Waarom moest het nou juist mijn broertje zijn?”